Wanneer de jongen met het kattenmandje mijn spreekkamer binnenkomt, valt me gelijk op dat hij niet op zijn gemak is. Ondanks zijn brede lichaamsbouw en stoere kleding heeft hij de uitstraling van een bibberende Chihuahua. Nu maak ik wel vaker mee dat eigenaren zenuwachtig zijn, maar zijn kat Jip komt enkel voor een gezondheidscheck en een vaccinatie. Dat is meestal niet iets om erg bezorgd om te zijn. Als ik vraag of Jip nog problemen heeft, geeft hij ook aan dat er niets aan de hand is.
Tijdens het consult staat de jongen steeds ruim een meter van de behandeltafel verwijderd. Hoewel hij eruit ziet alsof hij nog het liefste in de verste hoek van de spreekkamer was weggekropen. Kater Jip daarentegen is vrij relaxed en kijkt nieuwsgierig om zich heen.
Van de ene kant heb ik een beetje met de jongen te doen, maar aan de andere kant merk ik dat zijn gedrag me ook een klein beetje irriteert. Is hij nou bang voor zijn eigen kat of te beroerd om even te helpen? Het zou namelijk wel handig zijn als hij af toe Jip even zou vasthouden om te voorkomen dat de kat van de tafel springt.
Als ik vraag om Jip toch éven vast te houden zodat ik de vaccinatie kan klaarmaken, komt hij met zichtbare tegenzin wat dichterbij staan. Ongemakkelijk houdt hij de kat vast. Als ik vervolgens de injectie wil geven blijkt waarom. Als door een wesp gesproken springt hij achteruit. "Ik hou niet zo van naalden" piept hij met een stem die absoluut niet past bij zijn stoere voorkomen. Kat Jip ziet op dat moment zijn kans schoon om de boel eens te gaan verkennen en springt met een soepele sprong van de tafel.
Als ik vraag om Jip toch éven vast te houden zodat ik de vaccinatie kan klaarmaken, komt hij met zichtbare tegenzin wat dichterbij staan. Ongemakkelijk houdt hij de kat vast. Als ik vervolgens de injectie wil geven blijkt waarom. Als door een wesp gesproken springt hij achteruit. "Ik hou niet zo van naalden" piept hij met een stem die absoluut niet past bij zijn stoere voorkomen. Kat Jip ziet op dat moment zijn kans schoon om de boel eens te gaan verkennen en springt met een soepele sprong van de tafel.
Ik moet mezelf dwingen om niet hardop te zuchten wanneer ik de kat onder het bureau in de spreekkamer vandaan pluk en vervolgens op zoek ga naar een assistente die even de kat voor mij vast wil houden. Als de jongen en Jip weer buiten staan zeg ik tegen mijn collega: "Nou ik hoop dat de volgende eigenaar wel zijn eigen kat durft vast te houden, want anders heb ik zo weer je hulp nodig."
Ze zeggen wel eens: "Be careful what you wish for." Want inderdaad, de volgende eigenaar vindt het geen enkel probleem om haar kat Ginger even vast te houden. In tegendeel. Tijdens het hele onderzoek heeft ze het diertje in een soort innige omhelzing vast, wat het uitvoeren van het lichamelijk onderzoek ongeveer onmogelijk maakt. Wanneer ik Ginger op de weegschaal wil zetten, moet ik het beestje eerst uit haar houdgreep ontfutselen. Bij de drie passen die ik naar de weegschaal zet, wijkt ze geen seconde van mijn (of Gingers?) zijde en staat ongemakkelijk dicht tegen me aan. Onze spreekkamers zijn vrij ruim, maar het voelt opeens enorm claustrofobisch.
De assistente van zojuist is halverwege het consult de spreekkamer binnen komen lopen en slaat het tafereel gaande. Als de eigenaresse van Ginger het pand heeft verlaten en ik me nog sta te verbazen over het enorme contrast tussen deze twee eigenaren zegt ze plagerig: "Hahaha Mique, het is ook nooit goed hé!"