Op een middag vertelde een van de assistentes dat er een mevrouw was langsgekomen om insuline voor haar kat op te halen. Gelukkig had de oplettende assistente opgemerkt dat haar kat helemaal niet met suikerziekte gediagnosticeerd was. Ze had deze mevrouw beleefd doch vriendelijk geweigerd om de insuline mee te geven en haar verwezen naar het telefonisch spreekuur.
Daar kreeg ik deze mevrouw, die huisarts bleek te zijn, aan de lijn. Op haar vraag waarom ze insuline wilde ophalen voor haar kat vertelde ze dat de kat meer dronk en plaste en 'dus wel suikerziekte zou hebben'. Van iemand zonder medische achtergrond had ik een dusdanige opmerking nog wel kunnen begrijpen, veel drinken en veel plassen is immers een bekend symptoom van suikerziekte. Maar zeker een huisarts moet toch weten dat er meerdere oorzaken zijn die ervoor kunnen zorgen dat een patiënt meer gaat drinken en plassen. En belangrijker, iedereen met een medische achtergrond zou moeten weten dat het geven van insuline aan een kat die géén suikerziekte heeft, potentieel dodelijk kan zijn.
Voor de zekerheid vroeg ik of ze misschien zelf al urine- of bloedonderzoek bij haar kat had gedaan. Maar ook dat bleek niet het geval te zijn.
Met wat overredingskracht kreeg ik deze huisarts zover dat ze met haar kat naar de praktijk kwam voor een lichamelijk onderzoek en aanvullend bloedonderzoek. Toen de assistente met de uitslag van het bloedonderzoek de spreekkamer binnenkwam bleek dat mijn inspanningen niet voor niets waren geweest. De kat had namelijk geen suikerziekte maar ernstig nierfalen. Als deze kat insuline had gekregen had het wel eens heel slecht kunnen aflopen.
Terwijl de mevrouw zonder insuline en met nierdieet de praktijk uitliep hoopte ik met heel mijn hart dat mijn eigen huisarts toch wat meer verstand van zaken heeft...
Terwijl de mevrouw zonder insuline en met nierdieet de praktijk uitliep hoopte ik met heel mijn hart dat mijn eigen huisarts toch wat meer verstand van zaken heeft...
Reageer op dit bericht